1. Inleiding
Onlangs is er binnen het Belgische juridische landschap op verschillende kanalen communicatie verschenen omtrent de wijziging van het Burgerlijk Wetboek.
Het is intussen algemeen bekend dat er een wijziging van boek 6 van het Burgerlijk Wetboek is aangenomen, waardoor het luik betreffende de buitencontractuele aansprakelijkheid in een gloednieuw jasje wordt gestoken. Principes die al jaar en dag als vanzelfsprekend werden aangenomen, worden in de nabije toekomst teniet gedaan.
Eén van deze principes is gekend als de “quasi-immuniteit van de uitvoeringsagent”. Dit (voormalige) grondbeginsel uit de Belgische wetgeving en rechtspraak hield in dat een uitvoeringsagent slechts in zeer gelimiteerde situaties rechtstreeks kon worden aangesproken voor schade die werd veroorzaakt door een fout in de uitvoering van de overeenkomst.
De uitvoeringsagent kon enkel worden aangesproken indien de gepleegde fout méér inhield dan louter een inbreuk op hetgeen contractueel was overeengekomen tussen de opdrachtgever en de eindklant/schadelijder. Indien eveneens de algemene zorgvuldigheidsnorm werd overschreden, kon de uitvoeringsagent op buitencontractuele basis worden aangesproken door de eindklant/schadelijder.
Dit principe wordt nu onderuit gehaald. Het nieuwe boek 6 van het Burgerlijk Wetboek laat wél een rechtstreekse vordering tegen de uitvoeringsagent toe, met de nuance dat alle verweermiddelen die binnen de contractuele band bestaan ook kunnen worden ingeroepen door de uitvoeringsagent tegen de schadelijder.
In wat volgt, zal dit nieuwe principe nader worden uitgelegd aan de hand van de situatie van de werknemer. Ook hier doen zich immers substantiële wijzigingen voor die uitdrukkelijk mee in acht moeten worden genomen naar de toekomst toe.
2. Nieuwe boek 6 B.W.
Zoals reeds vermeld, maakt het nieuwe recht omtrent de buitencontractuele aansprakelijkheid een einde aan de quasi-immuniteit van de uitvoeringsagent. In de toekomst zal de hulppersoon rechtstreeks buitencontractueel aansprakelijk kunnen worden gesteld jegens de medecontractant van zijn opdrachtgever voor schade die voortvloeit uit de niet-nakoming van een contractuele verbintenis.
Een kort voorbeeld: er wordt een overeenkomst gesloten tussen werkgever X en eindklant Y. Binnen deze contractuele band worden er een aantal afspraken gemaakt tussen X en Y. De uitvoering van de opdracht wordt toevertrouwd aan werknemer Z.
In het oude burgerlijke recht kon eindklant Y zich enkel tegen werkgever X richten indien Y schade zou lijden door een fout in de uitvoering van de opdracht. Binnen de wettelijke mogelijkheden kon werkgever X zich nadien al dan niet richten tegen werknemer Z om een eventueel verhaalsrecht uit te oefenen.
Het nieuwe Burgerlijk Wetboek geeft eindklant Y echter het recht om zich rechtstreeks tegen werknemer Z te richten voor fouten die deze laatste zou hebben gemaakt in de uitvoering van de opdracht, ook al is er geen rechtstreekse contractuele band tussen Y en Z.
De positie van de werknemer wordt in het nieuwe recht dus meer precair. Het leek de wetgever echter te vergaand om werknemer Z in een dergelijk geval geen verweermiddelen te bieden. In een situatie zoals hoger beschreven, kan werknemer Z zich beroepen op:
- De contractuele verweermiddelen uit het hoofdcontract tussen werkgever X en eindklant Y; en
- De contractuele verweermiddelen uit het eigen (onder)contract met werkgever X.
Zo wordt de werknemer in ieder geval niet volledig aan het lot overgelaten indien er zich schade voordoet in de uitvoering van een opdracht.
3. Invloed arbeidsovereenkomstenwet
Voor een werknemer mag artikel 18 van de Arbeidsovereenkomstenwet niet uit het oog worden verloren. Dit artikel bepaalt dat een werknemer enkel aansprakelijk is voor zijn bedrog en zware schuld indien hij bij de uitvoering van zijn overeenkomst schade berokkend aan de werkgever of aan derden. Voor lichte schuld is de werknemer enkel aansprakelijk als deze bij hem eerder gewoonlijk dan toevallig voorkomt.
Dit is een onderwerp dat doorheen de jaren al veel inkt heeft doen vloeien. Een inhoudelijke analyse van de bestaande rechtspraak en rechtsleer zou voor dit artikel echter te ver uitweiden.
Het nieuwe Burgerlijk Wetboek maakt duidelijk dat de werknemer ook op buitencontractuele grond kan worden aangesproken voor schade die zich binnen de contractuele context heeft voorgedaan. De werknemer kan zich in de afhandeling van deze aansprakelijkheidsvraagstukken beroepen op de contractuele verweermiddelen uit het hoofd- en ondercontract (zie ook hierboven).
Eén van de contractuele verweermiddelen waar de werknemer zich op kan beroepen, betreft hetgeen in artikel 18 van de arbeidsovereenkomstenwet wordt bepaald. Enkel in geval van bedrog, zware schuld of herhaaldelijke lichte schuld kan de werknemer worden aangesproken.
Niettemin voorziet de wetgever ook in dit geval weer twee uitzonderingen op deze doorwerking van de contractuele verweermiddelen:
- Indien de schade het gevolg is van een aantasting van de fysieke of psychische integriteit van de eindklant ; of
- Indien de schade het gevolg is fan een fout van de werknemer met het opzet om schade te berokkenen.
Dat het opzet om schade te berokkenen een doorwerking van de contractuele verweermiddelen zou doorkruisen is de logica zelve. Een werknemer kan zich immers niet verschuilen achter een contractueel verweermiddel wanneer deze de duidelijke opzet en wil had om schade te berokkenen aan een derde.
De eerste uitzondering is echter wel interessant omwille van de mogelijkerwijze vergaande gevolgen die dit met zich kan meebrengen.
Een kort voorbeeld : werkgever X sluit een overeenkomst af met eindklant Y. Binnen deze overeenkomst wordt een duidelijke termijn afgesproken waarbinnen eindklant Y over het product dient te beschikken. Werknemer Z wordt op het project gezet om dit tijdig af te werken.
Werknemer Z is echter nonchalant en verliest de deadline uit het oog. Het product wordt niet tijdig afgeleverd. Eindklant Y had dit op tijd nodig om een andere overeenkomst tijdig te kunnen afwerken. Doordat hij niet over het eindproduct beschikt op de afgesproken datum kan eindklant Y niet aan de eigen verplichtingen voldoen.
Met enkel deze gegevens, kan eindklant Y de werknemer Z niet rechtstreeks aanspreken, want
(i) er is geen bedrog, zware schuld of herhaaldelijke lichte fout in hoofde van werknemer Z, en
(ii) er is geen sprake van een aantasting van de fysieke of psychische integriteit van eindklant Y.
Stel nu dat eindklant Y zo is aangedaan van het feit dat het andere contract niet werd voldaan dat hij ziek thuis blijft. Door de aanhoudende stress creëert eindklant Y een maagzweer en een lichte vorm van depressiviteit. In dit geval is er wel sprake van een aantasting van de psychische en/of fysieke integriteit, waardoor eindklant Y wel een rechtstreeks buitencontractueel verhaalsrecht heeft op werknemer Z. Werknemer Z kan zich in dit geval niet beroepen op enig contractuele verweermiddel.
4. Hoe verzekeringstechnisch op te lossen?
Het spreekt voor zich dat de positie van de werknemer binnen het nieuwe Burgerlijk Wetboek gevoeliger ligt. Vermits deze wetswijziging pas in voege zal treden op 01/01/2025 is het op dit ogenblik moeilijk in te schatten wat de exacte gevolgen hiervan in de praktijk zullen zijn.
Als proactieve verzekeringsmakelaar zijn we bij induver vastberaden om deze wijzigingen op de voet op te volgen en te onderzoeken wat een welke formules een mogelijk antwoord zouden kunnen bieden aan dit euvel.
Ten gepaste tijde wordt hier zeker nog op teruggekomen. Indien er toch nog vragen zouden zijn, aarzel niet om contact op te nemen.